Weston Price (1870-1948) was een tandarts en voedingsdeskundige uit de eerste helft van de 20e eeuw. Van 1914 tot 1928 was hij de voorzitter van de Amerikaanse nationale tandartsorganisatie. Hij heeft veel baanbrekend onderzoek verricht op het gebied van tandheelkunde. In de jaren '30 heeft hij een langdurig onderzoek gedaan naar de relatie van voeding en gezondheid. Hij mat bij diverse culturen die biologisch voedsel aten de gezondheid van de tanden. Daarna mat hij bij deelnemers van dezelfde culturen die waren overgestapt op een westers voedingspatroon de gezondheid van de tanden. In het algemeen kenden elke traditioneel levende cultuur ongeveer 0.4 procent gaatjes terwijl gebruikers van westerse voeding 20 tot 30% gaatjes hadden.
Met westerse voeding bedoelde Price wit meel, suiker, margarine, bewerkte oliën en blikvoer.
In 1939 publiceerde hij zijn onderzoeken in het boek ´Voeding en Fysieke Degeneratie´. Het boek werd overwegend positief ontvangen door tandartsen en bij onderzoekers in de tandheelkunde.
Onderzoekers van nutritie hadden achterdocht tegen de gedane onderzoeken. Volgens hen werd er een beeld geschapen van ´gezonde wilden´.
Dit beeld verdient enige nadere omschrijving. Een andere onderzoeker, David Livingstone ging naar Afrika en zag daar gezonde mensen.
De Afrikanen waren nauwelijks ziek. Dat in tegenstelling tot de westerlingen die Afrika bezochten; zij werden erg vaak ziek. Van oorsprong hadden Afrikanen nauwelijks malaria, om maar iets te noemen.
Daarnaast vertoonden Afrikanen dikwijls hun geneeskunsten op westerlingen. Ze wisten hun ervan te overtuigen dat ze een thee van een bepaalde plant of struik moesten drinken.
Dikwijls werden westerse bezoekers daardoor genezen. Hetzelfde verhaal geldt voor Europese kolonisten die in de 17e eeuw naar Noord-Amerika gingen.
Zij kregen dikwijls scheurbuik. De Indianen leerden hen om cranberry's te eten en thee te drinken van de toppen van de spar.
Hier zit veel vitamine C in waardoor scheurbuik overging. We zien dat de kennis van gezondheid en geneeskunde bij traditionele culturen de kennis van de Europeanen overtrof.
In feite was het woord wilde een morele stempel; men noemde ze wild omdat ze andere kleren droegen, een andere taal spraken, in andere woningen woonden en andere muziekinstrumenten hadden.
Bovendien kenden de mensen die traditioneel leven minder technologische uitvindingen zoals een zaagmolen en navigatieapparatuur.
Hierdoor konden de Europeanen over de hele wereld reizen wat hen een gevoel van superioriteit gaf.
Weston Price kwam nog net in een tijd aan bij verschillende culturen om te zien hoe men traditioneel leeft.
Tegenwoordig zijn vrijwel alle culturen overgestapt op het westerse dieet en eet men witmeelproducten, suikerwaar, blikvoer en ander voorverpakt en voorbewerkte voeding.
Price zag wat zijn voorgangers ook zagen: gezonde mensen die goed waren in het bedrijven van landbouw.
De Europese mentaliteit om mensen als primitief en wild te labelen komt met name uit de kerkelijke hoek. Kerkelijke autoriteiten zagen Europeanen als meer waardig in de ogen van god ten opzichte van Afrikanen, Indianen en andere etnische groepen die traditioneel leefden.
Dit gevoel van meerderwaardigheid leeft tot op de dag van vandaag voort bij sommigen.
In dit kader is het aardig om op te merken dat zelfs in onze moderne tijd er mensen naar Afrika worden gestuurd om de Afrikanen landbouw te leren bedrijven.
Veel mensen die met die reden naar Afrika afreizen komen tot inzicht dat Afrikanen meer van landbouw begrijpen dan Europeanen.
Een van die mensen was Sjoerd Rijpma, In zijn PDF-Wat Livingstone werkelijk ontdekte in tropisch Afrika legt hij uit waarom de oorspronkelijke Afrikaan meer af weet van landbouw dan Europeanen.
Weston Price reisde naar Zwitserland, naar de inwoners van het destijds afgesloten Löschental, naar de Schotse Hebriden, Afrika, Frans Polynesië, Melanesië, de Aboriginals, traditionele culturen van Peru, Eskimo´s en Noord-Amerikaanse Indianen. Telkens zag hij hetzelfde patroon: mensen die traditioneel leven hebben weinig ziekten en mensen die overstappen op een westers dieet krijgen veel gaatjes in hun tanden, vaak in combinaties met ernstige ziekten als tuberculose.
Daarnaast zag hij een ander opmerkelijk fenomeen: zodra de mensen die op een westers dieet waren overgestapt kinderen gingen baren leden deze kinderen aan degeneratie.
Ze hadden niet de kenmerken van de rest van de groep mensen. In vrijwel alle gevallen was hun kaakboog versmald waardoor tanden op elkaar gepropt stonden.
Niet zelden hadden deze mensen klompvoeten. Dit kan niet aan een genetisch probleem liggen aangezien alle anderen uit de verschillende etnische groepen 100% gezond waren.
Price concludeert hieruit dat westerse voeding dermate nutritieloos is dat moeders
In de westerse wereld wordt weinig aandacht besteed aan het voedingspatroon van de moeder. Dat staat in schril contrast met hoe er met moeders wordt omgegaan in etnische, traditionele culturen. Hier krijgen moeders vanaf vier maanden voor de zwangerschap extra waardevolle voeding.
Tijdens de zwangerschap halen andere leden uit het dorp eten met veel voedingswaarde uit de omgeving en dit gaat door tot ver in de tijd dat de moeder de kinderen borstvoeding geeft.
Weston Price was een visionair. Hij schreef in de jaren 30 van de 20e eeuw wat in de 21e eeuw meer dan ooit actueel is.
Price zag al deze gegevens en begon eenmaal terug in de V.S. een programma te ontwikkelen voor gezonde voeding.
Aangezien vrijwel alle volkeren op aarde zich voeden met gezonde vetten deed hij onderzoek naar dierlijk vet; vooral botervet. Hij liet uit de hele wereld samples met botervet naar zich sturen.
In totaal verzamelde hij 20.000 botervetmonsters uit alle maanden van het jaar.
Een van de belangrijke dingen die hij zag was dat boter die in de tijd was gemaakt dat de koeien vers, jong gras aten veel gezonder was; daar zat meer activator X in, een destijds onbekende vitamine K die door Price is ontdekt en gemeten kon worden. Later bleek dat activator X vitamine K2 is, en dat deze vitamine een zeer belangrijke rol speelt bij de opbouw van botten en tanden.
Price gaf in zijn praktijk steeds vaker voedingsadviezen, ook voor mensen met cariës. Er kwam eens een meisje van 14 jaar in zijn praktijk met 42 gaatjes in 24 tanden. Haar tandarts had haar geadviseerd om alle tanden te laten trekken en een kunstgebit te nemen.
Met speciale voeding, waartoe veel groenten en botervet behoorden, kon Price alle gaatjes genezen; binnen zes maanden groeide er weer tandbeen op de plaats waar eerst een gaatje zat.
Zijn manieren om mensen van gaatjes te genezen vielen niet in goede aarde bij collega-tandartsen aangezien er grof geld wordt verdiend met het vullen van gaatjes en tanden trekken.
Weston Price wordt vaak misbruikt door mensen die denken dat botten en vlees geneeskracht bieden. Vleesproducten zoals kip, vis en varkensvlees beschikken over bio-aminen, die ontstekingen veroorzaken.
Daarom zien wetenschappers ook dat vlees een oorzaak is van diabetes, overgewicht, kanker, reumatische aandoeningen zoals artritis, artrose, jicht en fibromyalgie, en allerlei andere welvaartsziekten. Mensen hoeven hun lichamen niet te voeren met lichamen van dieren.
Wij kunnen zelf uitstekend ons lichaam voeren met planten, maar de mensen die van nature veel vlees eten, de bevolkingsgroepen uit de natuur, eten zonder uitzondering veel kruiden, geneesplanten en zeegroenten.
De Eskimo's bijvoorbeeld eten niet alleen vis, maar ook zeegroenten, geneeskrachtige mossen en allerlei soorten planten die ze in de zomer plukken en in de winter drogen.
Wat Weston Price niet helemaal doorhad, was dat ieder traditioneel levend volk een feestmaaltijd voor hem klaarmaakt, als hij op bezoek kwam.
Dat is een belangrijke gebeurtenis in de beleving van mensen en daar hoort kwa traditie en ritueel vlees bij, ook om de rijkdom en gastvrijheid te laten zien aan de gast in kwestie.
Weston Price was steeds als gast op bezoek bij traditionele culturen. Het was niet zo dat hij steeds maandenlang verbleef bij een volk.
Na een paar dagen ging hij weer weg, en zag hij niet dat vele bevolkingsgroepen weer vegetarische maaltijden gingen eten.
Op de Polynesische eilanden bijvoorbeeld, in de Marquesas, werd vroeger alleen maar vegetarisch gegeten, alleen de priesters mochten ook vlees eten, maar dat had altijd een rituele invulling.
Tijdens de hoogtijdagen van Marquesas leefden er meer dan 100.000 mensen op een piepklein eiland. Dat zou nooit hebben gekund als iedereen vlees at, maar met een plantendieet is dat heel goed mogelijk.
Ook Papoea's, en donkere mensen in Afrika leven dagenlang vegetarisch, als ze op jacht zijn en nog niets hebben gevangen.
Als ze terugkomen met een wild varken of wrattenzwijn, pas dan kan er weer vlees worden gegeten, maar soms gaat daar al snel een week overheen, waarin men vooral vegetarisch leeft.
Je kunt het ook zien aan de orang oetan, die slechts in tijden van nood een dier eet.
Zijn gebit is dat van een planteneter en lijkt sterk op ons gebit. De mens is van oorsprong een planteneter. Pas sinds het tijdperk van de farao's in het antieke Egypte is de mensheid vlees gaan eten.
Dat wordt ook bevestigd door Joodse spirituele mensen. In hun geschiedenis wordt verteld dat de mens pas na de Zondvloed van 12.000 jaar geleden vlees begonnen te eten.
Dus het dagelijks vlees eten is een westers dingetje, wat vooral is begonnen na de invoering van de bio-industrie.
Daarvoor werd, ook geïnstigeerd vanuit de kerken, vooral op zondag vlees gegeten, maar de rest van de dagen was het alleen vegetarisch eten.